

(Met Heidegalm naar Blankenberge – jaren zeventig)
Er waren van die dagen… dagen waar je wekenlang naar uitkeek. De jaarlijkse uitstap naar Blankenberge met fanfare Heidegalm – dat was geen gewone dag. Dat was magie. Dat was zomer in een doosje. In Berkenbos wist iedereen: als Heidegalm naar zee trok, dan trok heel het dorp mee.
Het jaar was 1972. Vakantie zoals we die nu kennen, was zeldzaam. De meeste vaders werkten in de mijn. Geld of tijd voor verre reizen was er amper. Maar één keer per jaar kwam er die wonderdag – een dag waarin alles mocht, alles kon.
Dagen op voorhand werd er “gestoefd”:
— “Wij gaan met de Heidegalm naar zee, hé!”
— “Wij ook, hoor!”
Overal hoorde je het. Kinderen telden nachten af. Moeders begonnen vroeg met het smeren van boterhammen en het inpakken van dozen met lekkers. Vader zocht zijn pet of zonnehoed van vorige jaren. Zelfs de vroegmis werd vervroegd om niemand te laten missen.
En dan, op die grote dag, stond je om half zes op. Slaperig, maar met een buik vol vlinders. Je trok je kleren aan, pakte de doos met eieren en boterhammen, je matje, misschien zelfs een opblaasbare zwemband — en ging naar het station.
Zowel in Heusden als Zolder stroomden mensen toe. De trein die kwam, was een speciaal exemplaar: uitzonderlijk lang, propvol wagons, volgeladen met gezinnen en… bakken bier. Er werd gelachen, gezongen, en gezwaaid alsof het hele dorp op vakantie vertrok. Wat ook zo was.
In de trein hing een geur van koffie uit thermoskannen, van gekookte eieren en zonnecrème. Sommigen lazen de krant, anderen speelden kaart, en velen haalden verhalen op van vorige edities. Je hoorde de bel rinkelen bij elke overweg die gepasseerd werd. Soms werd er een conducteur “verwend” met een sigaar om een oogje dicht te knijpen — want ja, officieel werkte iedereen ineens “in de mijn” die dag.
En dan… na uren van plezier en voorpret…
Plots, daar was het: blauw aan de horizon. De eerste glimp van zee.
Iedereen razend enthousiast. Men begon al hun materiaal bij elkaar te zoeken: strandmatten, rugzakken, handdoeken… want de zon straalde al hoog in de lucht. In het station werd herhaald afgeroepen dat de trein terug naar Heusden-Zolder omstreeks 21u30 zou vertrekken — een waarschuwing die niemand wilde missen.
Je kwam het station buiten en dan was je... vlakbij de zee. Je zag mensen lopen, zelfs spurten, naar de laatste beklimming: de trappen op, naar de dijk. En dan dat moment – het moment waarop de zee in zicht kwam.
Een collectieve zucht, alsof ieders hart even openging.
Blankenberge heette ons welkom met het gekrijs van meeuwen, het glinsteren van het water en de warme geur van zonnecrème en gebakken wafels. De dijk was een levend schilderij van gezinnen, flanerende koppels, zonnekloppers en ijsjes die in kindermondjes smolten.
We streken neer op het strand alsof we er woonden. Handdoeken werden uitgerold, windschermen opgezet. Kinderen renden al richting water, gillend wanneer het koude zeeschuim hun enkels bereikte. Zandkastelen verrezen, schelpen verdwenen in emmertjes, en wie even wilde ontsnappen aan de drukte, wandelde over de pier – de wind in het gezicht, de zon op de rug.
’s Middags deelden we alles: boterhammen met confituur, stukken watermeloen, flessen priklimonade die al wat lauw waren. En toch smaakte alles alsof het een feestmaal was.
De uren gleden weg als zand door de vingers. Tegen de avond kleurde de lucht zacht oranje, en viel de eerste stilte over de groep. De zon zakte traag in de zee, alsof ze nog even bij ons wilde blijven.
In de trein terug leunde iedereen wat dichter tegen elkaar aan. Zandkorrels kriebelden in schoenen, huiden gloeiden na van de zon, en gesprekken verstomden tot zacht gemompel. Sommigen sliepen, anderen staarden dromerig uit het raam – alsof ze het uitzicht wilden vastleggen voor wanneer de gewone dagen weer begonnen.
Rond middernacht rolde de trein Heusden binnen. Moe, verbrand, volgepakt met herinneringen.
Het was maar één dag… maar in het hart leek het een hele zomer.
Nog dagen nadien werd erover verteld.
En zij die niet mee waren gegaan, zeiden dan…
“Volgend jaar… dan gaan wij ook.”
Anno 2025 – Hoe zou het vandaag zijn?
Vandaag is alles anders. Geen treinen met wagons vol windschermen, geen kartonnen dozen met eieren, geen sigaren voor de conducteur.
Kinderen kennen de zee van TikTok, niet van zand tussen hun boterhammen.
Er zijn nog steeds dagtrips — met de auto, bus of trein — maar het is allemaal netter, rustiger, afstandelijker. Geen honderden mensen uit één dorp. Geen collectieve herinnering. Iedereen doet z’n eigen ding. Er zijn apps, boekingscodes, QR-tickets en zonnecrème met factor 50+.
En toch... wie in Berkenbos ooit meeging met Heidegalm naar Blankenberge — die draagt die ene dag nog altijd mee.
Als een foto in je hoofd.
Als de geur van gebakken wafels in de wind.
Als een dag die voelde… als een hele zomer.