



.jpg)
Ze staan daar als trotse reuzen, de schachtbokken. Stil, stevig, sterk. Getuigen van een tijd die nooit vergeten mag worden. Ooit klonken hier stemmen, ratelden liften, en steeg de geur van steenkool tot hoog in de lucht. Vandaag rest enkel nog Schachtbok II – een beschermde wachter van staal, fier en onverzettelijk. Zijn broeder, Schachtbok I, werd afgebroken na de sluiting van de mijn. Maar in de harten van wie er werkte, leeft hij verder.
Elke mijn had twee schachten. De ene bracht frisse lucht naar beneden, de andere voerde de warme, vervuilde lucht weer naar boven. Op die schachten stonden de boks: imposante staalconstructies met grote hijswielen, die mijnwerkers, materiaal en steenkool op en neer brachten – dag in, dag uit.
De mijn van Zolder heeft een geschiedenis die niet begon met machines, maar met hoop, tegenslag en volharding. In 1909 werd in het gehucht Voort een proefboring uitgevoerd. Succesvol. Er werd beslist om hier een mijn op te richten – de Kolenmijn van Zolder, Helchteren en Houthalen. Maar het was geen eenvoudig verhaal.
De opbouw kende veel hindernissen. Tussen 1912 en 1928 werden twee schachten gegraven, met bevriezingstechnieken om het instortende zand tegen te houden. De Eerste Wereldoorlog gooide alles stil. Waterlekken, branden en instortingen speelden de bouw parten. Maar men gaf niet op.
Langzaam groeide de mijn uit tot een van de meest moderne en productieve van België. In 1957 kreeg Schacht I als eerste in Limburg een dubbele skipinstallatie – een revolutionaire laadbak die steenkool efficiënter naar boven bracht. Boven die skip kwamen vier verdiepingen waar mijnwerkers en materialen vervoerd werden. De schachtbok werd extra verstevigd om die last te dragen. Een technisch hoogstandje.
Schacht II, met zijn eigen dubbele skipinstallaties, werd dé productieschacht. Hier stroomde verse lucht naar beneden, levensnoodzakelijk voor de mensen in de ondergrond, diep onder de grond – tot op 800 meter diepte.
Daar beneden openden zich gangen, op 720 en 800 meter diepte. In 1928 waren de schachten volledig klaar, en begon de zoektocht naar de kolenlagen. Begin jaren '30 werden de eerste tonnen steenkool naar boven gehaald. Wat volgde, was een ongeziene groei.
De mijn werd een magneet. Eerst kwamen mannen uit de Balkan, Oekraïne, Rusland, Joegoslavië. Zij brachten hun kennis en ervaring mee, én hun gezinnen. Er verrezen houten barakken — de Baltische kampen — waar zij woonden, leefden, en werkten. Soms ruw, vaak koud, maar altijd met hoop op een beter leven. De plek waar nu “De Kleine Landeigendom” ligt, herbergt die herinneringen.
Elke liftkooi had vijf verdiepingen, met plek voor 16 man per verdieping. 80 mannen tegelijk doken onder de aarde, keer op keer. Sommigen keerden niet terug. Maar ze gingen – voor hun familie, voor hun toekomst, voor de toekomst van ons land.
En nu? Nu staat Schachtbok II daar, een monument van staal, als een reus uit een andere tijd. Hij spreekt niet, maar vertelt alles. Hij is het symbool van duizenden levens, van noeste arbeid, van dromen die in het zwart stof begonnen, maar uitmondden in trots, verbondenheid en gemeenschap.
Voor onze mijnwerkers – die helden van de diepte – blijft de schachtbok meer dan een bouwwerk. Het is een baken. Een herinnering. Een groet uit het verleden.