donderdag 24 juli 2025

NOSTALGIE moment => De Schoolagenda – Jaren '60 - '70

Er was een tijd, ergens tussen het stoofje in de klas en het melkkarton bij de speeltijd, dat de schoolagenda het allerbelangrijkste boek was dat je bezat. Niet omdat je het wou — nee, het moest van de juf.

Elke dag, klokslag drie uur, werd de les stilgelegd.
"Neem jullie agenda," zei ze dan, terwijl ze met haar vingers op de rand van het bord tikte.
En daar zat je dan. Je tong uit je mond, je Bic-klikker in de hand, en het bekende schriftje open op de bank.

De bladzijden hadden ruitjes of lijntjes, afhankelijk van welke versie de school had aangekocht, en bovenaan stond in sierlijke, voorbedrukte letters:
"Huiswerk: ...................................."

Je schreef in het groot: Rekenen: oef. 3-6, Taal: dictee leren, en als het echt tegenzat: Toets WO vrijdag.

En op vrijdag kwam de doodsteek:
“Handtekening ouders!”

Die zinnen klonken in je hoofd alsof iemand de galg optrok.

Want als daar toevallig ook het woordje “strafstudie” op de pagina stond — ja, dan werd het gevaarlijk. Dan had je een probleem van de hoogste orde.

Je wist nog hoe het gekomen was.
Maandag had je iets geroepen tijdens het stil lezen. Of je had gesmokkeld bij het tafels-opzeggen.
Misschien was je zelfs gewoon het slachtoffer van juffrouw Rita’s eeuwige slechte humeur.

En toen kwam het:
STRAFSTUDIE. 50 regels. "Ik mag niet praten zonder mijn vinger op te steken."
Zwart op wit, genoteerd in haar handschrift. Onmiskenbaar.

En dus begon het grote toneel.

Je bladerde naar het eind van de week, haalde je pen boven, en oefende — op een kladblaadje natuurlijk — de handtekening van je vader.
Niet die van je moeder, die was te sierlijk, te vrouwelijk.
Vader schreef als een dokter: onleesbaar, krullend, met halve letters. Perfect dus.

Je stak je tong opnieuw uit je mond.
Trek de "J" goed lang. Niet vergeten die vreemde lus in de "d".
Ja. Zo moest het. Je zette ze neer, op vrijdag: "Jos B."

En even dacht je: ik ben er vanaf.

Tot zondagnamiddag.
Wanneer je vader in de zetel zat met zijn krant, een koffie en plots — een vlaag van verantwoordelijkheid voelde.
"Laat mij eens je agenda zien, jongen."

Paniekslag.
Je hand klam. Je probeert snel een andere bladzijde open te slaan.
Maar hij, met zijn haviksogen, grijpt zelf het boek. En bladert. En bladert.

"Wat zie ik hier? Strafstudie op dinsdag? En deze handtekening... dat is de mijne niet."
Je probeert nog iets te mompelen over dat mama het had gedaan, of dat de juf zich vergist had.
Maar hij kijkt je zwijgend aan. De krant wordt opzij gelegd.
“Straf op straf is dubbele straf,” zegt hij droog.

En de maandag erop mocht je niet met de fiets, maar te voet naar school. En met een extra briefje van vader in je agenda.
De juf las het, keek over haar bril, en knikte traag.
“Zo hoort het.”

Vanaf toen schreef je elke handtekening oprecht neer. Nou ja… minstens twee weken lang.