Vanmorgen wit, een deken van sneeuw,
de Botrange glinsterend, puur en nieuw.
De vorst, een fluistering van kou,
de winter zucht nog even trouw.
Maar tegen avond druppelt tijd,
regen valt, een zachte spijt.
De kou verdwijnt, de lucht wordt mild,
de wereld lijkt opnieuw hervuld.
Morgenvroeg, de lente roept,
de graden stijgen, warmte stoopt.
Van twaalf naar zeventien, zo snel,
een wereld draait, vertelt haar spel.
De Ardennen, golvend door de tijd,
vier seizoenen in één strijd.